Algemene economie = Economie in combinatie met de maatschappij. Er wordt onderzocht hoe er met beperkte middelen keuzes worden gemaakt uit oneindige behoeften.
1)Macro-economie = economie van een groter geheel
2)Micro-economie = economie van bedrijven en gezinnen
Productiefactoren: Kapitaal, Arbeid, Natuur en Ondernemerschap
Marktvormen: monopolie, oligopolie, monopolistische concurrentie en volkomen concurrentie
Xv = Xa kunnen oplossen
Prijselastisiteit van de vraag: % verandering vraag (gevolg) / % verandering prijs (oorzaak)
Stappenplan:
Stap 1:
Berekenen procentuele verandering van de twee variabelen
(Nieuw – Oud) / Oud * 100%
Stap 2:
Invullen in de formule voor het berekenen van de elasticiteit
Stap 3:
Interpreteren van de uitkomst van de formule, en is dat elastisch of inelastisch?
·Leerdoelen:
* De omgevingsfactoren van een bedrijf herkennen en omschrijven
* Markten herkennen en beschrijven
* Een vraag- en aanbodcurve tekenen
* Een evenwichtsprijs berekenen
* Een kostenfunctie en een opbrengstenfunctie opstellen
* Een break-evenpoint berekenen
* Opnoemen hoe de overheid het marktmechanisme beïnvloedt/kan beïnvloeden
* Uitleggen en berekenen wat de gevolgen zijn van een belastingheffing op de vraag- en aanbodcurve
Onderneming en omgeving - dr. R. Schöndorff, drs. J.F.B. Pleus, dr. C.A. de Kam
1)Macro-economie = economie van een groter geheel
2)Micro-economie = economie van bedrijven en gezinnen
Productiefactoren: Kapitaal, Arbeid, Natuur en Ondernemerschap
Marktvormen: monopolie, oligopolie, monopolistische concurrentie en volkomen concurrentie
Xv = Xa kunnen oplossen
Prijselastisiteit van de vraag: % verandering vraag (gevolg) / % verandering prijs (oorzaak)
Stappenplan:
Stap 1:
Berekenen procentuele verandering van de twee variabelen
(Nieuw – Oud) / Oud * 100%
Stap 2:
Invullen in de formule voor het berekenen van de elasticiteit
Stap 3:
Interpreteren van de uitkomst van de formule, en is dat elastisch of inelastisch?
·Leerdoelen:
* De omgevingsfactoren van een bedrijf herkennen en omschrijven
* Markten herkennen en beschrijven
* Een vraag- en aanbodcurve tekenen
* Een evenwichtsprijs berekenen
* Een kostenfunctie en een opbrengstenfunctie opstellen
* Een break-evenpoint berekenen
* Opnoemen hoe de overheid het marktmechanisme beïnvloedt/kan beïnvloeden
* Uitleggen en berekenen wat de gevolgen zijn van een belastingheffing op de vraag- en aanbodcurve
Onderneming en omgeving - dr. R. Schöndorff, drs. J.F.B. Pleus, dr. C.A. de Kam
Begrip Definitie
Balans Overzicht van bezittingen en de wijze van financiering (VV of EV)
Afschrijving In de boekhouding tot uitdrukking brengen van een waardedaling
Rente Vergoeding voor het lenen of uitlenen van geld
Debiteur Klant die nog moet betalen
Eigen Vermogen Waarde van alle bezittingen (minus de schulden)
Omzet Totaalbedrag van verkopen van een bedrijf
Kapitaal o.a. machines/gebouwen, geld, vermogen (lastig begrip)
Jaarverslag:
- Beginbalans
- Winst & verliesrekening
- Liquiditeitsoverzicht
- Toelichting directie
- Accountantsverklaring
Liquiditeitsrekening: een overzicht van ontvangsten en uitgave op een bepaald moment (geldstromen)
Resultatenrekening (verlies & winst rekening): een overzicht van kosten en opbrengsten (omzet, goederenstroom)
Grootboek : balans + resultatenrekening
Proefbalans: totale van de grootboekrekeningen.
Saldibalans: Kosten en opbrengsten van elkaar afgehaald. (Debet-credit)
Eindbalans check :
Liquiditeitsrekening: kas/bank verschil
Resultatenrekening: EV verschil
Leerdoelen
- Je kan uitleggen wat een (begin)balans is en deze opstellen aan de hand van gegevens.
- Je kan uitleggen wat een verlies- en winstrekening is alsmede een liquiditeitsoverzicht. Ook kun je op basis van gegeven financiële feiten een winst- en verliesrekening, een liquiditeitsoverzicht en een eindbalans opstellen.
- Je kan de verbanden tussen de drie overzichten uitleggen en toepassen.
- Je kunt het verschil tussen kosten en uitgaven enerzijds en opbrengsten en ontvangstenanderzijds uitleggen en toepassen op financiële gebeurtenissen.
- Je kan uitleggen wat een kolommenbalans is en deze daarnaast kunnen aflezen en invullen. Ook kan je de verlies- en winstrekening alsmede de eindbalans
opstellen op basis van de kolommenbalans.
- Je kan journaalposten opstellen op basis van financiële gebeurtenissen.
reader Bedrijfseconomie P1
Balans Overzicht van bezittingen en de wijze van financiering (VV of EV)
Afschrijving In de boekhouding tot uitdrukking brengen van een waardedaling
Rente Vergoeding voor het lenen of uitlenen van geld
Debiteur Klant die nog moet betalen
Eigen Vermogen Waarde van alle bezittingen (minus de schulden)
Omzet Totaalbedrag van verkopen van een bedrijf
Kapitaal o.a. machines/gebouwen, geld, vermogen (lastig begrip)
Jaarverslag:
- Beginbalans
- Winst & verliesrekening
- Liquiditeitsoverzicht
- Toelichting directie
- Accountantsverklaring
Liquiditeitsrekening: een overzicht van ontvangsten en uitgave op een bepaald moment (geldstromen)
Resultatenrekening (verlies & winst rekening): een overzicht van kosten en opbrengsten (omzet, goederenstroom)
Grootboek : balans + resultatenrekening
Proefbalans: totale van de grootboekrekeningen.
Saldibalans: Kosten en opbrengsten van elkaar afgehaald. (Debet-credit)
Eindbalans check :
Liquiditeitsrekening: kas/bank verschil
Resultatenrekening: EV verschil
Leerdoelen
- Je kan uitleggen wat een (begin)balans is en deze opstellen aan de hand van gegevens.
- Je kan uitleggen wat een verlies- en winstrekening is alsmede een liquiditeitsoverzicht. Ook kun je op basis van gegeven financiële feiten een winst- en verliesrekening, een liquiditeitsoverzicht en een eindbalans opstellen.
- Je kan de verbanden tussen de drie overzichten uitleggen en toepassen.
- Je kunt het verschil tussen kosten en uitgaven enerzijds en opbrengsten en ontvangstenanderzijds uitleggen en toepassen op financiële gebeurtenissen.
- Je kan uitleggen wat een kolommenbalans is en deze daarnaast kunnen aflezen en invullen. Ook kan je de verlies- en winstrekening alsmede de eindbalans
opstellen op basis van de kolommenbalans.
- Je kan journaalposten opstellen op basis van financiële gebeurtenissen.
reader Bedrijfseconomie P1
7S model:
- Visie
- Strategie
- Sleutelvaardigheden
- Staf
- Managementstijl
- Systemen
- Structuur
Omgevingsfactoren:
demografie
economisch
sociaal cultureel
technologisch
ecologisch
politiek
(DESTEP)
Frederick Taylor (1856-1915): Scientific management
- Theorie van 1911 (publicatie)
- Amerikaan
- Een ingenieur, een wetenschapper,
- werkzaam in de staalindustrie, in het gedeelte van de ijzererts winning/ruw ijzer
- Een wetenschapper, deed onderzoek in de industrie
Wat wilde Taylor bereiken?
- Wetenschappelijk benadering van werk
- Verregaande taakverdeling
- Goede samenleving tussen de organisatieniveaus (werkte niet goed)
- Bedrijfsleiders verantwoordelijk voor werkmethodes
- Zorgvuldige selectie van werknemers
- Prestatiebeloning
Het achtbazenstelsel:
1. Tijd en kosten
2. Werkinstructies
3. Bewerkingen en hun volgorde
4. Werkvoorbereidingen uitgiften
5. Onderhoud
6. Kwaliteitscontrole
7. Technische leiding
8. Personeelsbeheer
Doel van Taylor bij dit alles: hogere productiviteit in de productieomgeving
Henry Fayol (1841-1925) : Algemene management theorie
- Theorie van ca 1916
- Het besturen van een organisatie
- Leiding geven kun je leren
- Algemene Management theorie: Fayol kijkt naar de hele organisatie, het betreft algemeen management.
- Taylor hield zich meer bezig met de Productie-afdeling.
- Fayol:Fransman,
- Mijnbouwkundig ingenieur, directeur in de mijnbouw
- “Management is te leren!”
- Revolutionair?? Ja. Vroeger waren de managers vaak van adel, je kreeg het manager zijn mee van thuis, met de paplepel ingegeoten.
6 onafhankelijke managementgebieden:
1. Technisch
2. Commercieel
3. Financieel
4. Zelfbeschermend
5. Boekhouding
6. Besturing(zorgt voor de bovenstaande 5)
Besturen bestaat uit 5 taken
1. Plannen en vooruitzien
2. Organiseren
3. Coordineren
4. Controleren
5. Bevel voeren
Een belangrijk begrip van Fayol : eenheid van bevel ( 1 leiding gevende)
Theorie van de bureaucratie : Max Weber
- Overheidsinstellingen
- Weberis een Duitser
- Achtergrond van Weber: Socioloog, econoom, jurist.
- Interesse in grote organisaties, grote overheidsinstellingen
- Theorie ca. 1940 gepubliceerd
Human relations theorie
- Elton Mayo (1880-1949)
- Theorie van de “menselijke relaties” ;gedragskundige benadering
- Mayo is een Australiër maar werkt in Amerika (Harvard University)
- Werkte in de Amerikaanse industrie: onderzoek
- Met name onderzoek in de fabrieken van General Electric: feitelijk motivatie onderzoeken
- Hoe staat het met de verbetering van de werkomstandigheden in relatie tot de verhoging van de
- productiviteit.: geef de medewerker aandacht
- Geld motiveert niet echt (dacht Taylor wel!)
- Theorie van ca 1945
- De mens en de menselijke relaties lijden ook tot een betere prestatie
- Er bestaat ook een informele organistie
- Aandacht geven, waardering laten blijken etc. is het belangrijkste voor de effectiviteit van organisaties!
Het revisionisme: X en y theorie van douglas McGregor
- 1906-1964
- Theorie van ca 1960
- x theorie: mensen zijn lui en moeten beloont en gestraft worden
- Y : mensen zijn enthousiast en moeten mee kunnen praten
Leerdoelen Na afloop van het onderdeel kan de student:
- benoemen welke partijen en omgevingsfactoren er zich in de omgeving van een organisatie bevinden
- benoemen welke interacties er met die partijen plaatsvinden
- benoemen hoe de omgevingsfactoren invloed op organisaties uitoefenen
- benoemen welke stromingen en welke theoretici er behoren tot de geschiedenis van het vakgebied Management
- benoemen hoe het 7S model van McKinsey eruit ziet
- benoemen hoe de werking van het 7S model is
- benoemen hoe de S van Strategie eruit ziet en hoe die voor een organisatie ingevuld zou kunnen worden
- benoemen hoe de S van Structuur eruit ziet en hoe die voor een organisatie ingevuld zou kunnen worden
- benoemen hoe de S van Staf/Personeel eruit ziet en hoe die voor een organisatie ingevuld zou kunnen worden
Organisatie en Management - Jos Marcus, Nick van Dam
- Visie
- Strategie
- Sleutelvaardigheden
- Staf
- Managementstijl
- Systemen
- Structuur
Omgevingsfactoren:
demografie
economisch
sociaal cultureel
technologisch
ecologisch
politiek
(DESTEP)
Frederick Taylor (1856-1915): Scientific management
- Theorie van 1911 (publicatie)
- Amerikaan
- Een ingenieur, een wetenschapper,
- werkzaam in de staalindustrie, in het gedeelte van de ijzererts winning/ruw ijzer
- Een wetenschapper, deed onderzoek in de industrie
Wat wilde Taylor bereiken?
- Wetenschappelijk benadering van werk
- Verregaande taakverdeling
- Goede samenleving tussen de organisatieniveaus (werkte niet goed)
- Bedrijfsleiders verantwoordelijk voor werkmethodes
- Zorgvuldige selectie van werknemers
- Prestatiebeloning
Het achtbazenstelsel:
1. Tijd en kosten
2. Werkinstructies
3. Bewerkingen en hun volgorde
4. Werkvoorbereidingen uitgiften
5. Onderhoud
6. Kwaliteitscontrole
7. Technische leiding
8. Personeelsbeheer
Doel van Taylor bij dit alles: hogere productiviteit in de productieomgeving
Henry Fayol (1841-1925) : Algemene management theorie
- Theorie van ca 1916
- Het besturen van een organisatie
- Leiding geven kun je leren
- Algemene Management theorie: Fayol kijkt naar de hele organisatie, het betreft algemeen management.
- Taylor hield zich meer bezig met de Productie-afdeling.
- Fayol:Fransman,
- Mijnbouwkundig ingenieur, directeur in de mijnbouw
- “Management is te leren!”
- Revolutionair?? Ja. Vroeger waren de managers vaak van adel, je kreeg het manager zijn mee van thuis, met de paplepel ingegeoten.
6 onafhankelijke managementgebieden:
1. Technisch
2. Commercieel
3. Financieel
4. Zelfbeschermend
5. Boekhouding
6. Besturing(zorgt voor de bovenstaande 5)
Besturen bestaat uit 5 taken
1. Plannen en vooruitzien
2. Organiseren
3. Coordineren
4. Controleren
5. Bevel voeren
Een belangrijk begrip van Fayol : eenheid van bevel ( 1 leiding gevende)
Theorie van de bureaucratie : Max Weber
- Overheidsinstellingen
- Weberis een Duitser
- Achtergrond van Weber: Socioloog, econoom, jurist.
- Interesse in grote organisaties, grote overheidsinstellingen
- Theorie ca. 1940 gepubliceerd
Human relations theorie
- Elton Mayo (1880-1949)
- Theorie van de “menselijke relaties” ;gedragskundige benadering
- Mayo is een Australiër maar werkt in Amerika (Harvard University)
- Werkte in de Amerikaanse industrie: onderzoek
- Met name onderzoek in de fabrieken van General Electric: feitelijk motivatie onderzoeken
- Hoe staat het met de verbetering van de werkomstandigheden in relatie tot de verhoging van de
- productiviteit.: geef de medewerker aandacht
- Geld motiveert niet echt (dacht Taylor wel!)
- Theorie van ca 1945
- De mens en de menselijke relaties lijden ook tot een betere prestatie
- Er bestaat ook een informele organistie
- Aandacht geven, waardering laten blijken etc. is het belangrijkste voor de effectiviteit van organisaties!
Het revisionisme: X en y theorie van douglas McGregor
- 1906-1964
- Theorie van ca 1960
- x theorie: mensen zijn lui en moeten beloont en gestraft worden
- Y : mensen zijn enthousiast en moeten mee kunnen praten
Leerdoelen Na afloop van het onderdeel kan de student:
- benoemen welke partijen en omgevingsfactoren er zich in de omgeving van een organisatie bevinden
- benoemen welke interacties er met die partijen plaatsvinden
- benoemen hoe de omgevingsfactoren invloed op organisaties uitoefenen
- benoemen welke stromingen en welke theoretici er behoren tot de geschiedenis van het vakgebied Management
- benoemen hoe het 7S model van McKinsey eruit ziet
- benoemen hoe de werking van het 7S model is
- benoemen hoe de S van Strategie eruit ziet en hoe die voor een organisatie ingevuld zou kunnen worden
- benoemen hoe de S van Structuur eruit ziet en hoe die voor een organisatie ingevuld zou kunnen worden
- benoemen hoe de S van Staf/Personeel eruit ziet en hoe die voor een organisatie ingevuld zou kunnen worden
Organisatie en Management - Jos Marcus, Nick van Dam
3 deelgebieden communicatie:
- Concerncommunicatie
- Marketingcommunicatie
- Interne communicatie
Doel: positief beeld creeëren van de organisatie.
Imago: Hoe zien andere jou?
Identiteit: Hoe zie jij jezelf?
Corporate identiteit: het beeld wat een organisatie van zichzelf heeft en wenst uit te stralen.
Persoonlijkheid: hetgeen wat de organisatie karakteriseert
Gedrag: dagelijks handelen van medewerkers, omgaan met klanten en omstanders
Communicatie: berichtgeving middels folders, brochures, advertenties, internetpagina's etc.
Symboliek: het 'visuele beeld' van de organisatie, bijvoorbeeld: huisstijl, logo, mascotte.
Doel huisstijl: Voordelen:
- Vergroting herkenbaarheid - Verduidelijking identiteit
- Bindend element tussen alle uitingen - Vergroting eenheid
- Visuele vertaling van de identiteit - Kostenbesparing
- Kwaliteitsonderstreping - Verkoopbevordering
- Interne functie
Communicatie: Communicatie is een proces waarbij de zender de intentie heef tom via een medium een boodschap over te brengen naar één of meerdere ontvangers.
Invloed massamedia:
1. One step flow theorie (iedereen beïnvloeden tegelijkertijd)
2. Two step flow theorie (informatie gaat snel naar de mensen via een tussenpersoon)
3. Uses-and-gratifications theorie (alleen maar informatie over behoeftes)
4. Agenadasettingstheorie (je wordt beïnvloed door de media, zoals privé en story tijdschriften)
5. The medium is the message theorie (het draait er om waar mensen over praten: twitter/facebook)
6. Selectieve perceptie theorie (je krijgt niet alles mee, alleen dingen die je opvallen)
Communicatieplan:
1. Probleemstelling
2. A) Externe analyse: DESTEP-figuur
B) Interne analyse: inzicht in functioneren van de organisatie
3.Publieksgroep: een maatschappelijke groep waarmee een organisatie een relatie onderhoudt.
4. De Boodschap
5. Strategie
6. Communicatiestrategie
7. Communicatiemiddelen
8. Tijdsplanning
9. Budget
Leerdoelen
Aan het einde van dit blok kun je:
- de rol van communicatie binnen een bedrijf uitleggen
- de corporate identity mix toepassen op een organisatie
- het basismodel van communicatie tekenen en uitleggen
- de verschillende theorieën over de invloed van massamedia benoemen en verklaren
- een communicatieplan opstellen
- een (communicatie)probleemstelling formuleren
- een externe analyse voor een bedrijf uitvoeren op basis van de DESTEP variabelen
- een SMART communicatiedoelstelling formuleren
- de voor- en nadelen van de verschillende communicatiemiddelen beschrijven
- verschillende methodes benoemen om een budget op te stellen voor een communicatieplan
- verschillende methodes benoemen om een communicatieactie te evalueren
MarCom - Essink-Matzinger, Van Veghel
- Concerncommunicatie
- Marketingcommunicatie
- Interne communicatie
Doel: positief beeld creeëren van de organisatie.
Imago: Hoe zien andere jou?
Identiteit: Hoe zie jij jezelf?
Corporate identiteit: het beeld wat een organisatie van zichzelf heeft en wenst uit te stralen.
Persoonlijkheid: hetgeen wat de organisatie karakteriseert
Gedrag: dagelijks handelen van medewerkers, omgaan met klanten en omstanders
Communicatie: berichtgeving middels folders, brochures, advertenties, internetpagina's etc.
Symboliek: het 'visuele beeld' van de organisatie, bijvoorbeeld: huisstijl, logo, mascotte.
Doel huisstijl: Voordelen:
- Vergroting herkenbaarheid - Verduidelijking identiteit
- Bindend element tussen alle uitingen - Vergroting eenheid
- Visuele vertaling van de identiteit - Kostenbesparing
- Kwaliteitsonderstreping - Verkoopbevordering
- Interne functie
Communicatie: Communicatie is een proces waarbij de zender de intentie heef tom via een medium een boodschap over te brengen naar één of meerdere ontvangers.
Invloed massamedia:
1. One step flow theorie (iedereen beïnvloeden tegelijkertijd)
2. Two step flow theorie (informatie gaat snel naar de mensen via een tussenpersoon)
3. Uses-and-gratifications theorie (alleen maar informatie over behoeftes)
4. Agenadasettingstheorie (je wordt beïnvloed door de media, zoals privé en story tijdschriften)
5. The medium is the message theorie (het draait er om waar mensen over praten: twitter/facebook)
6. Selectieve perceptie theorie (je krijgt niet alles mee, alleen dingen die je opvallen)
Communicatieplan:
1. Probleemstelling
2. A) Externe analyse: DESTEP-figuur
B) Interne analyse: inzicht in functioneren van de organisatie
3.Publieksgroep: een maatschappelijke groep waarmee een organisatie een relatie onderhoudt.
4. De Boodschap
5. Strategie
6. Communicatiestrategie
7. Communicatiemiddelen
8. Tijdsplanning
9. Budget
Leerdoelen
Aan het einde van dit blok kun je:
- de rol van communicatie binnen een bedrijf uitleggen
- de corporate identity mix toepassen op een organisatie
- het basismodel van communicatie tekenen en uitleggen
- de verschillende theorieën over de invloed van massamedia benoemen en verklaren
- een communicatieplan opstellen
- een (communicatie)probleemstelling formuleren
- een externe analyse voor een bedrijf uitvoeren op basis van de DESTEP variabelen
- een SMART communicatiedoelstelling formuleren
- de voor- en nadelen van de verschillende communicatiemiddelen beschrijven
- verschillende methodes benoemen om een budget op te stellen voor een communicatieplan
- verschillende methodes benoemen om een communicatieactie te evalueren
MarCom - Essink-Matzinger, Van Veghel
Doelen van recht:
- Orde scheppen in de chaos
- Creeëren van een goede samenleving
- Handhaven van regels
Publiekrecht: Burger - overheid
Privaatrecht: Burger-Burger
Grondrechten: begrippen
- Verticale werking: tussen overheid en burger
- Horizontale werking: tussen burgers onderling
- Klassieke grondrechten
- Sociale grondrechten
- Beperking van grondrechten
- Botsing van grondrechten
Klassieke grondrechten:
- Vereisen terughoudendheid van de staat
- Bescherming van de burger
- Verticale en horizontale werking
- Rechtsbescherming
Sociale grondrechten:
- Vereisen optreden van de staat
- Ontwikkeling van de burger
- Alleen verticale werking
- Opdracht aan de regering
Wetbundel 2:
- Wetgevende macht (art. 81 GW) : blz. 2130 : high light maken.
Regering: koningin en minister
Staten generaal: Eerste en Tweede Kamer.
- Uitvoerende macht (art. 42 GW lid 1 )
- Rechtsprekende macht (art. 112 GW lid 1)
Leerdoelen
Na afloop van het onderdeel recht kan je:
- met een wetboek omgaan;
- de verschillende rechtsgebieden beschrijven;
- aangeven welke rechtsbronnen er zijn;
- de kenmerken van Nederland als democratische rechtsstaat beschrijven;wetten en wetsartikelen opzoeken, lezen en op de juiste wijze citeren;
- de verschillende typen wetgeving beschrijven wat betreft wettelijke basis, maker en totstandkomingsprocedure; het stelsel van rechtsbescherming op het gebied van privaatrecht, strafrecht en bestuursrecht beschrijven;
- de rangorde van verschillende typen wetgeving aangeven;
- de verschillende ondernemingsvormen beschrijven;
- enkele elementaire begrippen m.b.t. het individueel en het collectieve arbeidsrecht benoemen en toepassen op een concrete casus;
- methodisch een (eenvoudige) juridische casus oplossen.
Inleiding van het Nederlandse recht - Verheugt
- Orde scheppen in de chaos
- Creeëren van een goede samenleving
- Handhaven van regels
Publiekrecht: Burger - overheid
Privaatrecht: Burger-Burger
Grondrechten: begrippen
- Verticale werking: tussen overheid en burger
- Horizontale werking: tussen burgers onderling
- Klassieke grondrechten
- Sociale grondrechten
- Beperking van grondrechten
- Botsing van grondrechten
Klassieke grondrechten:
- Vereisen terughoudendheid van de staat
- Bescherming van de burger
- Verticale en horizontale werking
- Rechtsbescherming
Sociale grondrechten:
- Vereisen optreden van de staat
- Ontwikkeling van de burger
- Alleen verticale werking
- Opdracht aan de regering
Wetbundel 2:
- Wetgevende macht (art. 81 GW) : blz. 2130 : high light maken.
Regering: koningin en minister
Staten generaal: Eerste en Tweede Kamer.
- Uitvoerende macht (art. 42 GW lid 1 )
- Rechtsprekende macht (art. 112 GW lid 1)
Leerdoelen
Na afloop van het onderdeel recht kan je:
- met een wetboek omgaan;
- de verschillende rechtsgebieden beschrijven;
- aangeven welke rechtsbronnen er zijn;
- de kenmerken van Nederland als democratische rechtsstaat beschrijven;wetten en wetsartikelen opzoeken, lezen en op de juiste wijze citeren;
- de verschillende typen wetgeving beschrijven wat betreft wettelijke basis, maker en totstandkomingsprocedure; het stelsel van rechtsbescherming op het gebied van privaatrecht, strafrecht en bestuursrecht beschrijven;
- de rangorde van verschillende typen wetgeving aangeven;
- de verschillende ondernemingsvormen beschrijven;
- enkele elementaire begrippen m.b.t. het individueel en het collectieve arbeidsrecht benoemen en toepassen op een concrete casus;
- methodisch een (eenvoudige) juridische casus oplossen.
Inleiding van het Nederlandse recht - Verheugt
|