In dit blok van bedrijfseconomie worden alle vaardigheden van de vorige blokken toegepast in een toets. Het wordt in praktijk gebracht door te oefenen in excel in de lessen.
De student kan:
· een investeringsbegroting opstellen
· een financieringsbegroting opstellen
· een liquiditeitsbegroting opstellen
· een resultatenbegroting opstellen
· een begrote eindbalans opstellen
· verbanden leggen tussen bovenstaande overzichten.
De student kan:
· een investeringsbegroting opstellen
· een financieringsbegroting opstellen
· een liquiditeitsbegroting opstellen
· een resultatenbegroting opstellen
· een begrote eindbalans opstellen
· verbanden leggen tussen bovenstaande overzichten.
Business Model Canvas:
- 4 niveaus
- 9 bouwstenen
4 Niveaus:
· Klantrelaties
· Inkomstenstromen
· Het interne bedrijfsmodel
· Kostenstructuur
9 Bouwstenen:
· Partners
· Activiteiten
· Propositie, aanbod
· Klantenrelaties
Klantsegmenten: 3 strategieën:
1. Nichemarktenà Rolex, ferrari ; hele kleine specifieke groep
2. Massamarktà Apple, google, Mc Donalds
3. Gedifferentieerd;
tussen variant àverschillende producten, verschillende groepen klanten bedienen
à Bol.com : heel veel verschillende producten aanbieden.
Schretlen: bank onder de rabobank, je kunt je richten op bepaalde gedeelte van
de markt. Iemand rijks wil niet bij het‘gewone’ volk geassocieerd worden
(Rabobank). Imago van de Rabobank wordt niet geschaad. Imago van de rijke is
goed.
4. Combinatie van massa en niche.
Waarde propositie Wat levert het product de klant op:
• Helpt de klant een klus te klaren
• De klant is aangetrokken door het ontwerp
• Het product geeft de klant status (merk)
• Geeft de klant een goede prijs/kwaliteitverhouding
• Helpt de klant Kosten te besparen
• Beperkt risico voor een klant
• maakt (andere) producten beschikbaar voor de klant
• Geeft de klant gebruikersgemak
• Et cetera
Key resources: de belangrijkste assets die een bedrijf nodig heeft om te zorgen dat een businessmodel werkt
Assets: De eigendommen, de bezittingen, activa
· Fysieke resources (vaste activa; infrastructuur. Gebouwen)
· Intellectuele resources (kennis, informatie, patenten= als je ergens iets als enige magleveren)
· Human resources (kennis en kunde)
· Finanaciële resources (Bank, telecom, Daf)
Key activities:
De belangrijkste dingen die een bedrijf moet doen om te zorgen dat een businessmodel werkt
· Productie(ontwerpen, maken en leveren) (auto industrie)
·Probleem oplossen (dokter)
· Platform of netwerk (mastercard/visa)
Cost structure:
Waardegestuurde businessmodellen vs kostengestuurde businessmodellen
Waarde: (kwaliteit) Ipad
Kosten: (lage prijs) Schoenenreus
Ah is meer waardegestuurd
Vaste vs variable kosten
Schaal en scopevoordelen à Marketing bundelen, distributie bundelen etc.
- 4 niveaus
- 9 bouwstenen
4 Niveaus:
· Klantrelaties
· Inkomstenstromen
· Het interne bedrijfsmodel
· Kostenstructuur
9 Bouwstenen:
· Partners
· Activiteiten
· Propositie, aanbod
· Klantenrelaties
Klantsegmenten: 3 strategieën:
1. Nichemarktenà Rolex, ferrari ; hele kleine specifieke groep
2. Massamarktà Apple, google, Mc Donalds
3. Gedifferentieerd;
tussen variant àverschillende producten, verschillende groepen klanten bedienen
à Bol.com : heel veel verschillende producten aanbieden.
Schretlen: bank onder de rabobank, je kunt je richten op bepaalde gedeelte van
de markt. Iemand rijks wil niet bij het‘gewone’ volk geassocieerd worden
(Rabobank). Imago van de Rabobank wordt niet geschaad. Imago van de rijke is
goed.
4. Combinatie van massa en niche.
Waarde propositie Wat levert het product de klant op:
• Helpt de klant een klus te klaren
• De klant is aangetrokken door het ontwerp
• Het product geeft de klant status (merk)
• Geeft de klant een goede prijs/kwaliteitverhouding
• Helpt de klant Kosten te besparen
• Beperkt risico voor een klant
• maakt (andere) producten beschikbaar voor de klant
• Geeft de klant gebruikersgemak
• Et cetera
Key resources: de belangrijkste assets die een bedrijf nodig heeft om te zorgen dat een businessmodel werkt
Assets: De eigendommen, de bezittingen, activa
· Fysieke resources (vaste activa; infrastructuur. Gebouwen)
· Intellectuele resources (kennis, informatie, patenten= als je ergens iets als enige magleveren)
· Human resources (kennis en kunde)
· Finanaciële resources (Bank, telecom, Daf)
Key activities:
De belangrijkste dingen die een bedrijf moet doen om te zorgen dat een businessmodel werkt
· Productie(ontwerpen, maken en leveren) (auto industrie)
·Probleem oplossen (dokter)
· Platform of netwerk (mastercard/visa)
Cost structure:
Waardegestuurde businessmodellen vs kostengestuurde businessmodellen
Waarde: (kwaliteit) Ipad
Kosten: (lage prijs) Schoenenreus
Ah is meer waardegestuurd
Vaste vs variable kosten
Schaal en scopevoordelen à Marketing bundelen, distributie bundelen etc.
Business Canvas Model - Alexander Osterwalder & Yves Pigneur
De theorie uit Innovatie theorie worden in dit vak toegepast. Een voorbeeld van een opdracht:
Opdrachten week 1
Innovatie ‘De praktijk’
Opdracht 1
De
opdracht maak je in groepjes van 5 of 6 studenten
(tutorgroep)
Opdracht 2
De
opdracht maak je in hetzelfde groepje als de eerste
opdracht.
Opdrachten week 1
Innovatie ‘De praktijk’
Opdracht 1
- Zoek
in tijdschriften of op internet naar minimaal 15 advertenties.
- Knip of print deze
uit. - Bedenk wat de waardepropositie van
deze advertentie is - Maak op een flip-over vel een
collage van alle advertenties - Schrijf bij elke advertentie duidelijk
in max. 10 woorden wat de waarde propositie
is.
De
opdracht maak je in groepjes van 5 of 6 studenten
(tutorgroep)
Opdracht 2
- Voor
deze opdracht heb je het A3 invul vel met de 7 inkomstenstroom- vakken en
een uitknipvel met logo´s van
bedrijven - Bedenk/ Google hoe deze bedrijven
aan hun inkomsten komen - Knip de
logo’s uit en plak ze in de juiste vakken. Schrijf er in max. 10 woorden bij
waarom dit bedrijf hier hoort.
De
opdracht maak je in hetzelfde groepje als de eerste
opdracht.
•Definitie I.E.:
het uitsluitend recht van de mens op de producten van zijn denkarbeid;
* geestelijkeigendom;
•eenmonopolie
Portretrecht:
Artikel 20 auteursrecht:
•Geldt voor portret
•in opdracht
•Auteursrecht portret komt auteur toe
•Auteur niet bevoegd tot openbaarmaking
•Tenzij overeengekomen
Artikel 21 auteurswet:
•Portret
•Zonder opdracht
•Openbaarmaking
•Niet geoorloofd voorzover
•Een redelijk belang zich verzet
10 stappen uit reader:
1.Rechterlijke instantie?
2.Welke plaats?
3.Datum uitspraak?
4.Partijen?
5.Feiten?
6. Argumenten partijen?
7. Vordering(en)?
8. Relevante wetsartikelen?
9. Beslissing?
10. motivering?
•Het uitsluitend recht van de
–makervan een
–werk van letterkunde, wetenschap of kunst
–om dit te openbaren en te verveelvoudigen
Artikel 1 Auteurswet
De maker:
•De maker is de geestelijk schepper
•Dus niet alleen schrijver, maar ook bijv componisten en filmmakers
•artikel 4 Auteurswet: vermoeden
Keizer, J. Bedrijf en Recht, Den Haag
het uitsluitend recht van de mens op de producten van zijn denkarbeid;
* geestelijkeigendom;
•eenmonopolie
Portretrecht:
Artikel 20 auteursrecht:
•Geldt voor portret
•in opdracht
•Auteursrecht portret komt auteur toe
•Auteur niet bevoegd tot openbaarmaking
•Tenzij overeengekomen
Artikel 21 auteurswet:
•Portret
•Zonder opdracht
•Openbaarmaking
•Niet geoorloofd voorzover
•Een redelijk belang zich verzet
10 stappen uit reader:
1.Rechterlijke instantie?
2.Welke plaats?
3.Datum uitspraak?
4.Partijen?
5.Feiten?
6. Argumenten partijen?
7. Vordering(en)?
8. Relevante wetsartikelen?
9. Beslissing?
10. motivering?
•Het uitsluitend recht van de
–makervan een
–werk van letterkunde, wetenschap of kunst
–om dit te openbaren en te verveelvoudigen
Artikel 1 Auteurswet
De maker:
•De maker is de geestelijk schepper
•Dus niet alleen schrijver, maar ook bijv componisten en filmmakers
•artikel 4 Auteurswet: vermoeden
Keizer, J. Bedrijf en Recht, Den Haag