Soorten aandelen:
1. Gewone aandelen (zeggenschap en dividend)
2. Preferente aandelen (bijzondere rechten)
3. Prioriteitsaandelen (meer zeggenschap)
Waarde van het aandeel:
- Nominale waarde: waarde zoals die op het aandeel staat
- Intrinsieke waarde: waarde van het eigen vermogen van een onderneming
- Rentabiliteitswaarde: gebaseerd op de contacte waarde van de toekomstige geldstromen
- Beurswaarde: wordt bepaald door vraag en aanbod
- Emissiewaarde: waarde van een nieuw uitgegeven aandeel
Winsverdeling:
Winst voor VPB (vennootschapsbelasting)
VPB
__________________________ -
Winst na VPB
Dividend (primair)
_________________________ -
Overwinst
- Dividend
- Tantiemes
- Reserve
Leverancierskrediet
Een bedrijf krijgt een factuur van € 10.000,- van een leverancier.
betalingsvoorwaarden:
* uiterlijk binnen 30 dagen na de factuurdatum betalen
* er geldt een korting van 1% bij betaling binnen 10 dagen
( 1 jaar = 360 dagen)
Keuze: à 20 dagen leverancierskrediet genieten, wat € 100,= kost.
€ 9.900,= rekening-courantkrediet opnemen voor 20 dagen en € 100,= besparen.
Vraag: Er is dus € 100,= beschikbaar om 20 dagen een korte lening van € 9.900,= af te sluiten. Hoeveel % is dat op jaarbasis?
Antwoord:
100 360
____ ( x 100 = 1,01 % ) x _________ x 100 % = 18,18 %
9.900 20
Goudenbalansregel: afstemming tussen activastructuur en vermogensstructuur
Kengetallen:
Brutowinstmarge: EBIT / omzet (excl. BTW)
RTV : EBIT / gemiddelde totale vermogen
KVV (of RVV) : rentekosten / gemiddelde vreemd vermogen
REV: winst na belasting / gemiddelde eigen vermogen.
Leerdoelen
De student:
- Kan verschillende eigen vermogensvormen benoemen en uitleggen hoe deze ontstaan
- Kan op verschillende wijze een waarde toekennen aan een aandeel
- Kan een winstuitkering opzetten en verwerken in een balans
- Kan verschillende vreemd vermogensvormen benoemen en uitleggen hoe deze ontstaan
- Kan de gouden balansregel uitleggen en toepassen op een balans
- Kan de kengetallen rentabiliteit, solvabiliteit en liquiditeit berekenen, uitleggen en analyseren
- Kan de activiteitskengetallen berekenen, uitleggen en analyseren
Bedrijfseconomie voor het besturen van organisaties - Heezen
1. Gewone aandelen (zeggenschap en dividend)
2. Preferente aandelen (bijzondere rechten)
3. Prioriteitsaandelen (meer zeggenschap)
Waarde van het aandeel:
- Nominale waarde: waarde zoals die op het aandeel staat
- Intrinsieke waarde: waarde van het eigen vermogen van een onderneming
- Rentabiliteitswaarde: gebaseerd op de contacte waarde van de toekomstige geldstromen
- Beurswaarde: wordt bepaald door vraag en aanbod
- Emissiewaarde: waarde van een nieuw uitgegeven aandeel
Winsverdeling:
Winst voor VPB (vennootschapsbelasting)
VPB
__________________________ -
Winst na VPB
Dividend (primair)
_________________________ -
Overwinst
- Dividend
- Tantiemes
- Reserve
Leverancierskrediet
Een bedrijf krijgt een factuur van € 10.000,- van een leverancier.
betalingsvoorwaarden:
* uiterlijk binnen 30 dagen na de factuurdatum betalen
* er geldt een korting van 1% bij betaling binnen 10 dagen
( 1 jaar = 360 dagen)
Keuze: à 20 dagen leverancierskrediet genieten, wat € 100,= kost.
€ 9.900,= rekening-courantkrediet opnemen voor 20 dagen en € 100,= besparen.
Vraag: Er is dus € 100,= beschikbaar om 20 dagen een korte lening van € 9.900,= af te sluiten. Hoeveel % is dat op jaarbasis?
Antwoord:
100 360
____ ( x 100 = 1,01 % ) x _________ x 100 % = 18,18 %
9.900 20
Goudenbalansregel: afstemming tussen activastructuur en vermogensstructuur
Kengetallen:
Brutowinstmarge: EBIT / omzet (excl. BTW)
RTV : EBIT / gemiddelde totale vermogen
KVV (of RVV) : rentekosten / gemiddelde vreemd vermogen
REV: winst na belasting / gemiddelde eigen vermogen.
Leerdoelen
De student:
- Kan verschillende eigen vermogensvormen benoemen en uitleggen hoe deze ontstaan
- Kan op verschillende wijze een waarde toekennen aan een aandeel
- Kan een winstuitkering opzetten en verwerken in een balans
- Kan verschillende vreemd vermogensvormen benoemen en uitleggen hoe deze ontstaan
- Kan de gouden balansregel uitleggen en toepassen op een balans
- Kan de kengetallen rentabiliteit, solvabiliteit en liquiditeit berekenen, uitleggen en analyseren
- Kan de activiteitskengetallen berekenen, uitleggen en analyseren
Bedrijfseconomie voor het besturen van organisaties - Heezen
• Functiebeschrijving:
– Taken
– Bevoegdheden
– Verantwoordelijkheden
+
• Competenties:
– Kennis
– Vaardigheden
– Houding
= FUNCTIECOMPENTENTIEPROFIEL
Wat zijn competenties?De combinatie van kennis, vaardigheden, persoonskenmerken en motivatie die iemand nodig heeft om succesvol te kunnen zijn
Employer branding: = Een authentieke en onderscheidende voorkeurspositie verkrijgen en behouden als werkgever in de mindset van de (potentiele) medewerkers en hun beïnvloeders met als doel het aantrekken en behouden van de juiste medewerkers.
Internal branding:
• Het intern tot leven brengen van de belangrijkste (werkgevers)merkwaarden van de organisatie. Als medewerkers het werkgeversmerk omarmen en toepassen in hun houding en gedrag worden de mogelijkheden voor het waarmaken van de (wervings)doelstellingen van de organisatie vergroot.
• Het zorgt ervoor dat het beeld dat je als werkgever in de buitenwereld neerzet, overeenkomt met de werkelijkheid.
Sollicitatiegesprek:
- Waarom jij geschikt?
- Waarom dit bedrijf:
- Verwachtingen?
- Sterkte/zwakte
- CV bespreken
- STARR methodiek
* Krappe arbeidsmarkt:veel vraag (vacatures), weinig aanbod (werkzoekenden)
* Ruime arbeidsmarkt: weinig vraag (vacatures), veel aanbod (werkzoekenden)
Werving = Het geheel van activiteiten dat erop is gericht kandidaten te doen solliciteren naar bepaalde functies in de organisatie > Intern en/of extern
• Je werft op functie én competenties:
Een functie- en competentieprofiel is startpunt voor werving!!
• Je werving dient aan te sluiten op je werkgeversmerken dus op je kernwaarden
Selectie = Het geheel van activiteiten dat gericht is op en leidt tot het uitkiezen van de juiste personen voor de invulling van vacatures
Arbeidsvoorwaarden liggen vast in:
– Taken
– Bevoegdheden
– Verantwoordelijkheden
+
• Competenties:
– Kennis
– Vaardigheden
– Houding
= FUNCTIECOMPENTENTIEPROFIEL
Wat zijn competenties?De combinatie van kennis, vaardigheden, persoonskenmerken en motivatie die iemand nodig heeft om succesvol te kunnen zijn
Employer branding: = Een authentieke en onderscheidende voorkeurspositie verkrijgen en behouden als werkgever in de mindset van de (potentiele) medewerkers en hun beïnvloeders met als doel het aantrekken en behouden van de juiste medewerkers.
Internal branding:
• Het intern tot leven brengen van de belangrijkste (werkgevers)merkwaarden van de organisatie. Als medewerkers het werkgeversmerk omarmen en toepassen in hun houding en gedrag worden de mogelijkheden voor het waarmaken van de (wervings)doelstellingen van de organisatie vergroot.
• Het zorgt ervoor dat het beeld dat je als werkgever in de buitenwereld neerzet, overeenkomt met de werkelijkheid.
Sollicitatiegesprek:
- Waarom jij geschikt?
- Waarom dit bedrijf:
- Verwachtingen?
- Sterkte/zwakte
- CV bespreken
- STARR methodiek
* Krappe arbeidsmarkt:veel vraag (vacatures), weinig aanbod (werkzoekenden)
* Ruime arbeidsmarkt: weinig vraag (vacatures), veel aanbod (werkzoekenden)
Werving = Het geheel van activiteiten dat erop is gericht kandidaten te doen solliciteren naar bepaalde functies in de organisatie > Intern en/of extern
• Je werft op functie én competenties:
Een functie- en competentieprofiel is startpunt voor werving!!
• Je werving dient aan te sluiten op je werkgeversmerken dus op je kernwaarden
Selectie = Het geheel van activiteiten dat gericht is op en leidt tot het uitkiezen van de juiste personen voor de invulling van vacatures
Arbeidsvoorwaarden liggen vast in:
- Collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) -> voor een grote
groep. - Individuele arbeidsovereenkomst -> wanneer er
geen CAO is of het bedrijf niet met de CAO mee doet.
Na het volgen van de lessen HRM in de P2 kun je:
- het Fombrun model uitleggen en de link uitleggen naar de visie, missie en strategie van organisaties.
- uitleggen wat de begrippen in- door- en uitstroom van personeel betekenen en welke instrumenten daarvoor gebruikt worden.
- uitleggen welke invloed de arbeidsmarkt heeft op de verschillende fasen van het Fombrun model.
- uitleggen wat het werkgeversmerk van een organisatie inhoudt en wat de fasen van het Fombrun model hiermee te maken hebben.z
- uitleggen welke rol de kernwaarden van de organisatie spelen bij het werkgeversmerk.
- herkennen en uitleggen wat de 4 A’s zijn, je kunt er voorbeelden van geven en je snapt de relatie met werktevredenheid.
- de taken van de afdeling HR en de rol van de lijnmanager uitleggen met betrekking tot het managen van personeel.
- bovenstaande leerdoelen toepassen op en herkennen in praktijkcasuïstiek: jullie eigen organisatie en actuele voorbeelden.
Operationeel personeelsmanagement - Schoemakers, Koopmans
- het Fombrun model uitleggen en de link uitleggen naar de visie, missie en strategie van organisaties.
- uitleggen wat de begrippen in- door- en uitstroom van personeel betekenen en welke instrumenten daarvoor gebruikt worden.
- uitleggen welke invloed de arbeidsmarkt heeft op de verschillende fasen van het Fombrun model.
- uitleggen wat het werkgeversmerk van een organisatie inhoudt en wat de fasen van het Fombrun model hiermee te maken hebben.z
- uitleggen welke rol de kernwaarden van de organisatie spelen bij het werkgeversmerk.
- herkennen en uitleggen wat de 4 A’s zijn, je kunt er voorbeelden van geven en je snapt de relatie met werktevredenheid.
- de taken van de afdeling HR en de rol van de lijnmanager uitleggen met betrekking tot het managen van personeel.
- bovenstaande leerdoelen toepassen op en herkennen in praktijkcasuïstiek: jullie eigen organisatie en actuele voorbeelden.
Operationeel personeelsmanagement - Schoemakers, Koopmans
Toepassingsgebieden:
• Consumentenmarketing (B2C)
• Industriële marketing (B2B)
• Detaillistenmarketing (trade)
• Detailhandelsmarketing (retail)
• Dienstenmarketing
* Non-profitmarketing
Indeling volgens Kotler:
• Core product: de behoefte waarin het product voorziet
• Actual product: het eigenlijke, tastbare product
• Augmented product: de extra’s bij het product
• Consumentenmarketing (B2C)
• Industriële marketing (B2B)
• Detaillistenmarketing (trade)
• Detailhandelsmarketing (retail)
• Dienstenmarketing
* Non-profitmarketing
Indeling volgens Kotler:
• Core product: de behoefte waarin het product voorziet
• Actual product: het eigenlijke, tastbare product
• Augmented product: de extra’s bij het product
5 krachten model Porter:
- Concurrenten
- Subsituten
- Afnemers
- Leveranciers
- Potentiële toetreders
- Concurrenten
- Subsituten
- Afnemers
- Leveranciers
- Potentiële toetreders
Leerdoelen
Je kunt in eigen woorden weergeven wat marketing inhoudt
- Je kunt uitleggen waarom marketing in jullie onderneming een centrale rol zou moeten vervullen en welke instrumenten je daarvoor kunt inzetten
- Je ontwikkelt een missie en visie voor jullie onderneming
- Je kunt een marktanalyse uitvoeren
- Je kunt de basisstrategieën van Porter uitleggen
- Je kunt de groeistrategieën van Ansoff uitleggen
- Je ontwikkelt marketingdoelstellingen voor jullie onderneming
- Je onderzoekt de micro-, meso- en macro-omgeving van je onderneming
- Je classificeert deze ontwikkelingen als sterkten, zwakten, kansen en/of bedreigingen (DESTEP- en SWOT-analyse) of als kracht (Porter) en trekt daaruit
beleidsmatige conclusies
- Je kunt de rol van marketingcommunicatie als marketinginstrument uitleggen
- Je kunt de rol van het product/merk als marketinginstrument uitleggen.
De essentie van Marketing - P. Kotler
Je kunt in eigen woorden weergeven wat marketing inhoudt
- Je kunt uitleggen waarom marketing in jullie onderneming een centrale rol zou moeten vervullen en welke instrumenten je daarvoor kunt inzetten
- Je ontwikkelt een missie en visie voor jullie onderneming
- Je kunt een marktanalyse uitvoeren
- Je kunt de basisstrategieën van Porter uitleggen
- Je kunt de groeistrategieën van Ansoff uitleggen
- Je ontwikkelt marketingdoelstellingen voor jullie onderneming
- Je onderzoekt de micro-, meso- en macro-omgeving van je onderneming
- Je classificeert deze ontwikkelingen als sterkten, zwakten, kansen en/of bedreigingen (DESTEP- en SWOT-analyse) of als kracht (Porter) en trekt daaruit
beleidsmatige conclusies
- Je kunt de rol van marketingcommunicatie als marketinginstrument uitleggen
- Je kunt de rol van het product/merk als marketinginstrument uitleggen.
De essentie van Marketing - P. Kotler
Shared values / Gedeelde waarden:
Dat zijn de normen, waarden en gedragsuitingen die gedeeld worden door de leden van een organisatie; de ‘sociale lijm’ die de leden aan elkaar en aan de organisatie bindt.
Organisatiestelsel= beschrijving van een organisatie aan de hand van kenmerken zoals de structuur, de taakverdeling, de bevoegdheden en verantwoordelijkheden duidelijk beschreven. Hiërarchische verhoudingmacht en gezag, en besluitvorming gecentraliseerd. Eenrichtingsverkeer top-down.
- Mechanistische (gemaakte) en organistisch (gegroeid) organisatiestelsel
Een mechanistisch organisatiestelsel
De organisatie heeft iets mechanisch, lijkt op een machine (alle radertjes grijpen in elkaar)
De organisatie moet vooral efficiënt functioneren veel procedures liggen vast, veel is geregeld.
Een mechanistisch organisatiestelsel
- De organisatie heeft iets mechanisch, lijkt op een machine (alle radertjes grijpen in elkaar)
- De organisatie moet vooral efficiënt functioneren
- Veel procedures liggen vast, veel is geregeld
- Stabiel: gepland meestal
- Stabiele omgeving: want als de omgeving verandert dan verandert de organisatie nauwelijks.
Een organistisch organisatiestelsel lijkt in het functioneren op een levend orgaan het functioneren van de medewerker staat centraal, medewerkers hebben veel
bevoegdheden. Platte organisatiestructuur, bevoegdheden ruim geformuleerd en licht bij groep als individu. Gedecentraliseerde besluitvorming. Communicatie
bottum-up en top-down.
Wanneer is een organistisch organisatiestelsel bruikbaar?
bij een dynamische organisatieomgeving als de omgeving verandert dan verandert de organisatie flexibel mee (het is voor de organisatie niet moeilijk zich aan te
passen)
Organistisch
- Is zo gegroeid
- Dynamisch
- Lijkt in het functioneren op een levend orgaan
- Het functioneren van de medewerker staat centraal,
- medewerkers hebben veel bevoegdheden
- Dynamische organisatieomgeving: als de omgeving verandert dan verandert de organisatie flexibel mee.
- Zoals: kleding en design bureau of telefoon. Vaak platte organisaties die wat kunnen en zelfstandig zijn.
Vier veel voorkomende organisatiestelsels:
1. Lijnorganisatie
2. Lijn-staforganisatie
3. Lijn- en functionele staforganisatie
4. Matrixorganisatie
Vier cultuurtypen Handy
Rollencultuur ‘mechanistisch’ centralisatie
- kleine machtsspreiding, lage samenwerkingsgraad
- regels en procedures
- functies geven toon aan, niet de mens fiets fabriek, bank, verzekering, standaard werk of formulieren werk
Machtscultuur
- kleine machtsspreiding, hoge samenwerkingsgraad
- alles draait om topfiguur
- weinig regels en procedures
Personencultuur
- grote machtsspreiding,lage samenwerkingsgraad
- prioriteit aan het individu; manager is een
Taakcultuur ‘organistisch’
- grote machtsspreiding, hoge samenwerkingsgraad
- weinig regels
- flexibel
- taakgericht en professioneel)
Dat zijn de normen, waarden en gedragsuitingen die gedeeld worden door de leden van een organisatie; de ‘sociale lijm’ die de leden aan elkaar en aan de organisatie bindt.
Organisatiestelsel= beschrijving van een organisatie aan de hand van kenmerken zoals de structuur, de taakverdeling, de bevoegdheden en verantwoordelijkheden duidelijk beschreven. Hiërarchische verhoudingmacht en gezag, en besluitvorming gecentraliseerd. Eenrichtingsverkeer top-down.
- Mechanistische (gemaakte) en organistisch (gegroeid) organisatiestelsel
Een mechanistisch organisatiestelsel
De organisatie heeft iets mechanisch, lijkt op een machine (alle radertjes grijpen in elkaar)
De organisatie moet vooral efficiënt functioneren veel procedures liggen vast, veel is geregeld.
Een mechanistisch organisatiestelsel
- De organisatie heeft iets mechanisch, lijkt op een machine (alle radertjes grijpen in elkaar)
- De organisatie moet vooral efficiënt functioneren
- Veel procedures liggen vast, veel is geregeld
- Stabiel: gepland meestal
- Stabiele omgeving: want als de omgeving verandert dan verandert de organisatie nauwelijks.
Een organistisch organisatiestelsel lijkt in het functioneren op een levend orgaan het functioneren van de medewerker staat centraal, medewerkers hebben veel
bevoegdheden. Platte organisatiestructuur, bevoegdheden ruim geformuleerd en licht bij groep als individu. Gedecentraliseerde besluitvorming. Communicatie
bottum-up en top-down.
Wanneer is een organistisch organisatiestelsel bruikbaar?
bij een dynamische organisatieomgeving als de omgeving verandert dan verandert de organisatie flexibel mee (het is voor de organisatie niet moeilijk zich aan te
passen)
Organistisch
- Is zo gegroeid
- Dynamisch
- Lijkt in het functioneren op een levend orgaan
- Het functioneren van de medewerker staat centraal,
- medewerkers hebben veel bevoegdheden
- Dynamische organisatieomgeving: als de omgeving verandert dan verandert de organisatie flexibel mee.
- Zoals: kleding en design bureau of telefoon. Vaak platte organisaties die wat kunnen en zelfstandig zijn.
Vier veel voorkomende organisatiestelsels:
1. Lijnorganisatie
2. Lijn-staforganisatie
3. Lijn- en functionele staforganisatie
4. Matrixorganisatie
Vier cultuurtypen Handy
Rollencultuur ‘mechanistisch’ centralisatie
- kleine machtsspreiding, lage samenwerkingsgraad
- regels en procedures
- functies geven toon aan, niet de mens fiets fabriek, bank, verzekering, standaard werk of formulieren werk
Machtscultuur
- kleine machtsspreiding, hoge samenwerkingsgraad
- alles draait om topfiguur
- weinig regels en procedures
Personencultuur
- grote machtsspreiding,lage samenwerkingsgraad
- prioriteit aan het individu; manager is een
Taakcultuur ‘organistisch’
- grote machtsspreiding, hoge samenwerkingsgraad
- weinig regels
- flexibel
- taakgericht en professioneel)
Leerdoelen
Na afloop van het onderdeel kan de student:
- benoemen hoe het 7S model van McKinsey eruit ziet
- benoemen hoe de werking van het 7S model is
- benoemen hoe de S van Shared Values/Visie/Cultuur eruit ziet en hoe die voor een organisatie ingevuld zou kunnen worden
- benoemen hoe de S van Structuur eruit ziet en hoe die voor een organisatie ingevuld zou kunnen worden (deel 2)
- benoemen hoe de S van Skills/Sleutelvaardigheden eruit ziet en hoe die voor een organisatie ingevuld zou kunnen worden
- aangeven wat er met MvO en duurzaamheid wordt bedoeld
- benoemen hoe de S van Systems/Systemen eruit ziet en hoe die voor een organisatie ingevuld zou kunnen worden
- benoemen hoe de S van Style/Managementstijl eruit ziet en hoe die voor een organisatie ingevuld zou kunnen worden
- het 7S model toepassen op een organisatie
Organisatie en Management - Jos Marcus, Nick van Dam
Na afloop van het onderdeel kan de student:
- benoemen hoe het 7S model van McKinsey eruit ziet
- benoemen hoe de werking van het 7S model is
- benoemen hoe de S van Shared Values/Visie/Cultuur eruit ziet en hoe die voor een organisatie ingevuld zou kunnen worden
- benoemen hoe de S van Structuur eruit ziet en hoe die voor een organisatie ingevuld zou kunnen worden (deel 2)
- benoemen hoe de S van Skills/Sleutelvaardigheden eruit ziet en hoe die voor een organisatie ingevuld zou kunnen worden
- aangeven wat er met MvO en duurzaamheid wordt bedoeld
- benoemen hoe de S van Systems/Systemen eruit ziet en hoe die voor een organisatie ingevuld zou kunnen worden
- benoemen hoe de S van Style/Managementstijl eruit ziet en hoe die voor een organisatie ingevuld zou kunnen worden
- het 7S model toepassen op een organisatie
Organisatie en Management - Jos Marcus, Nick van Dam
Ondernemingsvormen zonder
rechtspersoonlijkheid
Geen afgescheiden vermogen: – Eenmanszaak
– Maatschap
Afgescheiden vermogen: – VOF
– CV
Eenmanszaak
Een onderneming die toebehoor aan een natuurlijk person
- Onderneming inschrijven in het Handelsregister
- Administratie voeren
- Geen
scheiding zakelijk en privé-vermogen
- Hoe zit het met winst/verlies, bevoegdheid en externe
aansprakelijkheid?
Hoe los ik een case op?
• Wie zijn de partijen?
• Waar gaat het over?
• Zoekhet juiste artikel in de wet
• (welke rechtspraak)
• Noem criteria uit artikel
• Toepassen aan deze criteria
• Wat is de conclusie
• Antwoordop vraag
Definitie (art. 16 WvK)
· bijzondere maatschap : 7A:1655 BW
· uitoefening van bedrijf onder een gemeenschappelijke naam
VOF: Externe Aansprakelijkheid
T.o.v. derden (schuldeisers)
• vennoten zijn hoofdelijk aansprakelijk (art. 18 WvK)
(d.w.z.: ieder afzonderlijk kan voor 100% worden aangesproken!)
• de vof heeft een afgescheiden vermogen; schuldeisers van de vof hebben voorrang op dit vermogen boven privéschuldeisersZakelijk gaat boven privé.
• ok verhaal op privévermogen van vennoten. Zakelijke
B.V.Artikel 2:175, eerste lid BW:
- Rechtspersoon
- In overdraagbare aandelen verdeeld kapitaal
- Aandelen op naam
- Aandeelhouder niet persoonlijk aansprakelijk
Kapitaalbegrippen:
• Maatschappelijk kapitaal
– Het maximale bedrag waarvoor de BV ingevolge de statuten aandelen mag uitgeven (niet verplicht)
• Geplaatstkapitaal
– Dat deel van het maatschappelijk kapitaal dat ook daadwerkelijk aan de aandeelhouder(s) is uitgegeven
• Gestort kapitaal
– Het geplaatst kapitaal voorzover aan de daartegenoverstaande stortingsplicht is voldaan (art. 2:191 BW)
Geen afgescheiden vermogen: – Eenmanszaak
– Maatschap
Afgescheiden vermogen: – VOF
– CV
Eenmanszaak
Een onderneming die toebehoor aan een natuurlijk person
- Onderneming inschrijven in het Handelsregister
- Administratie voeren
- Geen
scheiding zakelijk en privé-vermogen
- Hoe zit het met winst/verlies, bevoegdheid en externe
aansprakelijkheid?
Hoe los ik een case op?
• Wie zijn de partijen?
• Waar gaat het over?
• Zoekhet juiste artikel in de wet
• (welke rechtspraak)
• Noem criteria uit artikel
• Toepassen aan deze criteria
• Wat is de conclusie
• Antwoordop vraag
Definitie (art. 16 WvK)
· bijzondere maatschap : 7A:1655 BW
· uitoefening van bedrijf onder een gemeenschappelijke naam
VOF: Externe Aansprakelijkheid
T.o.v. derden (schuldeisers)
• vennoten zijn hoofdelijk aansprakelijk (art. 18 WvK)
(d.w.z.: ieder afzonderlijk kan voor 100% worden aangesproken!)
• de vof heeft een afgescheiden vermogen; schuldeisers van de vof hebben voorrang op dit vermogen boven privéschuldeisersZakelijk gaat boven privé.
• ok verhaal op privévermogen van vennoten. Zakelijke
B.V.Artikel 2:175, eerste lid BW:
- Rechtspersoon
- In overdraagbare aandelen verdeeld kapitaal
- Aandelen op naam
- Aandeelhouder niet persoonlijk aansprakelijk
Kapitaalbegrippen:
• Maatschappelijk kapitaal
– Het maximale bedrag waarvoor de BV ingevolge de statuten aandelen mag uitgeven (niet verplicht)
• Geplaatstkapitaal
– Dat deel van het maatschappelijk kapitaal dat ook daadwerkelijk aan de aandeelhouder(s) is uitgegeven
• Gestort kapitaal
– Het geplaatst kapitaal voorzover aan de daartegenoverstaande stortingsplicht is voldaan (art. 2:191 BW)
Leerdoelen ondernemingsrecht
De student kan :
· De kenmerken van de ondernemingsvormen eenmanszaak, vof, maatschap en BV benoemen.
· De overeenkomsten en verschillen tussen deze ondernemingsvormen benoemen.
· Aan de hand van wetsartikelen beschrijven welke specifieke oprichtingseisen gesteld worden aan de oprichting van de BV.
· De organen van de BV benoemen met hun taken en bevoegdheden.
· Een case oplossen die gaat over de verdeling winst/verlies, de bevoegdheid tot handelen en de externe aansprakelijkheid met betrekking tot de verschillende
rechtsvormen.
Inleiding in het Nederlandse recht - Verheugt
De student kan :
· De kenmerken van de ondernemingsvormen eenmanszaak, vof, maatschap en BV benoemen.
· De overeenkomsten en verschillen tussen deze ondernemingsvormen benoemen.
· Aan de hand van wetsartikelen beschrijven welke specifieke oprichtingseisen gesteld worden aan de oprichting van de BV.
· De organen van de BV benoemen met hun taken en bevoegdheden.
· Een case oplossen die gaat over de verdeling winst/verlies, de bevoegdheid tot handelen en de externe aansprakelijkheid met betrekking tot de verschillende
rechtsvormen.
Inleiding in het Nederlandse recht - Verheugt